Oktober is de tijd om de bloembollen in de grond te stoppen, zodat na de komende winterperiode de bloemen zich in de lente kinnen ontwikkelen. Erg duur zijn deze bollen momenteel niet, maar in de zeventiende eeuw was dit anders: de prijs van slechts één enkele bijzondere tulpebol steeg tot buitengewone hoogte. In dit verband wordt soms wel het woord „bollenrazernij” de bruikt. Er werden voor bollen fabelachtige prijzen betaald (terwijl men dikwijls niet eens wist welke soort tulp tevoorschijn zou komen) aan personen die geen geld hadden maar de bol duurder wilden doorverkopen: windhandel dus. Ook in 's-Hertogenbosch vond aan het eind van de zeventiende eeuw deze tulpenhandel plaats.
Jacob Campo Weyerman stond onder andere bekend als een avonturier, schelm, vuilschrijverm spotter, pamflettist. Hij schreef eens over deze windhandel: „TotsHartogenbosch daar heeft weleer het hoofd der bloemzotten getuind. Hij kende het kunstje om al het water naar zijn molen te doen loopen, om de schattingen te stellen en in te zamelen van Flora's geschenken, en om de Floristen als zoveel jongens naar zijn hand te zetten. ...Ik heb dien man gekent van nabij, ik heb zijn koopmanschap bestudeert van nabij, ik heb het gewisse (= geweten) eens Florists leeren kennen van nabij, en ik heb uit die drievoudige speculatie geleert, dat de konstverkoopers en de Paardetuyschers noch huyligen zijn vergeleeken bij de Bloemisten.” Kortom: het beroep van bloemist stond in ieder geval bij de schrijver niet erg in hoog aanzien.
De Bossche bloemist had een partij tulpebollen aan een liefhebber uit Den Haag verkocht voor 4.000 gulden! Toen ze uitkwamen bleken het slechte bloemen te zijn. Om zijn verhaal te halen toog hij naar 's-Hertogenbosch. De bloemist zei dat het hem nog erger vergaan was: zijn eigen bollen waren helemaal niet uitgekomen, maar hij toonde een veldje dat de koper voor slechts de helft van de prijs kon kopen. Hetgeen gebeurde, waarop de bedrogene opnieuw in de beurs moest tasten!
De manier waarop deze bloemverkoper te werk ging was als volgt. Hij liet een schilder komen die op perkament schilderde op de manier waarop hofdames geschilderd werden: „dat is, de schoonheyt der bloemen werd verdubbeld en de wanstalten verbloemt.” Met de schilderijen toog de bloemist naar Holland en verkocht er zijn bollen. Een bejaarde uit Dordrecht kocht zich enkele bollen voor achthonderd gulden. Maar ook een kunsthandelaar uit Den Haag „die de geheele wereld bedroog met bloemen, met porselein en konstschilderijen, kreeg ook den hoek in den keel”. Evenals de „afgod der bloemisten” uit Rotterdam werd hij op een schandelijke manier voor de gek gehouden. De bedrieger bedrogen!
Het is dan ook geen wonder dat velen door deze handel in tulpebollen ten slotte failliet gingen.
|